donderdag 26 april 2012

Beeldende vorming 3D

Basisplan 3D

Gegevens student: Tessa Schaftenaar en Samantha Gaartman
Sectie: Beeldend Onderwijs
Groep: 3                       Aantal leerlingen: 18

Opdracht:
De beeldende probleemstelling; de leerlingen hebben aan het eind van de les een olifant, slang of leeuw gemaakt. Ze moeten minimaal 3 kleuren gebruiken. Er moet ook minimaal 1 3D aspect inzitten.

Betekenis:
Er is een jaarthema op school aanwezig, namelijk de jungle. De bedoeling van het jaarthema is dat de leerlingen hun kijk en hun kennis van de jungle te vergroten. Door middel van beelden, filmpjes en verhalen. Hun informatie te vergroten over het thema. Voorkennis activeren door middel van vragen te stellen of ze al weten hoe de dieren eruit zien?

Activiteiten:
Het is de bedoeling dat de leerlingen een leeuw, olifant of slang gaan maken. Dit doel wordt bereikt door middel van de 3 dieren die ik laat zien, die ik zelf gemaakt heb, ter inspiratie voor de leerlingen. Ze mogen zelf kiezen welke ze gaan maken. 

Vorm:
Het beeldaspect wat we met de leerlingen gaan behandelen. Is het beeldaspect: Vorm.
De leerlingen leren vormen te onderscheiden en te ordenen op grootte en vormsoort. 
Begrippen zoals; gelijk, verschillend, groter dan, kleiner dan, korter dan,langer dan,vorm, cirkel, vierkant, hoek, rechthoek, driehoek leren de leerlingen hier bij te gebruiken. Leerlingen leren eerder getekende/geboetserende vorm te herhalen.

Materiaal:
Wc rollen, karton, gekleurd papier, touw, pluisjes, watjes, stiften, lijm, schaar.

Beschouwing:
De leerlingen moeten goed weten hoe de leeuw, olifant en slang eruit zien. Met de vragen; Wat valt je nou op als je dit zo ziet? Wat valt er het allermeest op bij de dieren? Welke vormen zijn er te zien? Mijn voorbeelden laten zien, dat we die gaan namaken. Vertellen dat de vorm heel belangrijk is bij de dieren. Wat houdt het woord vorm in eigenlijk? Met welk materiaal gaan we werken denken jullie? De leerlingen laten onderzoeken hoe het allemaal is gemaakt. 

Werkwijze:
Demonstreren hoe de dieren in elkaar moeten worden gezet, stap voor stap opnoemen wat er gedaan moet worden. Zodat het voor de leerlingen helder is en je visualiseert het eigenlijk zodat ze het kunnen zien. De leerlingen leren dat je van wc rolletjes super leuke dingen kunt maken. 



Onderzoek:
De leerlingen onderzoeken van wat voor materialen de dieren zijn gemaakt. Ook onderzoeken de leerlingen hoe ze het in elkaar moeten zetten. 

Lesfasen
Organisatie:
Alle materialen moeten van te voren worden klaargezet. De leerlingen mogen zelf kiezen welk dier ze gaan maken blijven gewoon op hun plek zitten, dat is het makkelijkst. De leerlingen krijgen eerst uitleg daarna deelt de juf de spullen uit ze mogen het niet zelf pakken. Terwijl ik uitleg laat ik ze kennis maken met de materialen. 

Orientatie: 
De les wordt ingeleid door middel van de voorkennis te activeren. Vanuit daar gaan we naar het doel van de les, en leg ik de opdracht uit. Er komt een vragenrondje. Ik stel de vragen aan de leerlingen. wat zijn nou eigenlijk de belangrijkste vormen bij de dieren? Wat moet er allemaal in zitten bij de dieren? Wat valt er nou op als je naar de dieren kijkt? Ik vertel wat we gaan doen zoals het hierboven beschreven staat. Ik zorg dat de dingen klaar staan die we nodig hebben. Dat zijn wc rollen, karton, gekleurd papier, watjes, stiften, lijm, schaar, touw, pluisjes. We bespreken alle vragen.
1. Startvragen: Wat weet je al van de dieren? Wat zie je aan de hand van de voorbeelden?  En waar doet het je aan denken?
2. Onderzoeksvragen: Welke kleur overheerst er bij de dieren?
3. Analyse vragen: Deze dieren leven in de jungle, zou iedereen deze dieren leuk vinden? Waarom denk je dat?
4. Speculatieve vragen: Als je de gele kleur zo veranderen in blauw, wat zou dan het resultaat zijn? 
5. Vragen die leiden tot een oordeel: Wat vind je van de dieren? Word je er blij van?

Uitvoering:
Wat moest je ook alweer na.... doen? Kan je niet beter dat eerst doen? Ik verwacht dat ze hulp nodig hebben bij het knutselen van de dieren. Ze kunnen niet alles onthouden en dat is logisch het is pas groep 3 dus ik help de leerlingen waar nodig is en dat zal vooral zijn bij het werk met de wcrolletjes en het lijmen daarvan. Als minimumeis heb ik voor mezelf dat de leerlingen de eerste 5-10 minuten geen vragen stellen, omdat de uitleg net is geweest en dat ze het tot dan wel moeten begrijpen.  Ook moeten ze minimaal 3 kleuren gebruiken bij de dieren en minstens 1 3D aspect er aan toevoegen. 

Nabeschouwing:
Jongens en meisjes, wat hebben jullie goed gewerkt. We gaan nu met z'n alle heel goed opruimen totdat er niks meer is te zien dat we hebben geknutseld. De dieren mogen ze op hun tafel laten staan de rest van de spullen gaan op de plek waar ze horen, de leerlingen weten waar wat moet. Nadat alles is opgeruimd, schuiven ze allemaal een plekje op en gaan naar het werk van de buurman/buurvrouw kijken. Hierdoor leren ze om naar elkaars werk te kijken. De kinderen steken 1 voor 1 hun vinger op als ze iets willen zeggen over het werk. Bijvoorbeeld over de 3 kleuren die erin moesten en een 3D aspect. (beoordelingscriteria)

Accenten of opmerkingen:
De leerlingen hebben bijna allemaal dezelfde leeftijd, dus dat hoeft heen 'probleem' te veroorzaken. De verschillen zullen wel te zien zijn in de dieren. Doordat iedereen z'n eigen ideeen erbij heeft en de een is creatiever dan de ander. Ik verwacht van de leerlingen dat ze het zelfstandig aan het werk gaan en helemaal voor hun eigen werk gaan om daar het beste er van te maken. Als ze iets niet weten mogen ze het aan hun buurvrouw/buurman vragen, als het dan nog niet duidelijk is, dan kunnen ze het aan mij vragen. 


Criteria:                                         
                                                    Aantal punten:
-Er zitten minimaal 3 kleuren in       1           2


-Er zit minimaal 1 3D aspect in        1           2         


- Het werkje lijkt op het dier             1           2            


- Het werkje ziet er verzorgd uit       1           2           


- Het werkje lijkt er niet op.              1           2           
  maar heeft wel kenmerken

 










Stadiums

Stadium 1 ( Bril 1): Hierbij is het niet zo belangrijk wat het beeld voorstelt, maar waar je het mee associeert (dus waar je aan denkt). De uitnodiging is dus dan ook, vertel maar wat je ziet. De antwoorden hebben te maken met de dagelijkse omgeving die de leerling herkent, of dat de leerling zich iets herinnert wanneer die het plaatje ziet. Wat een beeld voorsteld is niet zo belangrijk, ook al wordt dat wel vaak herkend. De leerling die in dit stadium zit vindt iets mooi als hij er associaties bij heeft, en vind het niet mooi als hij dit niet heeft. Wat heel belangrijk is in dit stadium is kleur, onbelangrijk is wat anderen ervan vinden.
Stadium 2 (Bril 2): Voor iemand die door het tweede stadium kijkt. Is het uitermate belangrijk dat een beeld iets voorstelt. In de eerste fase van deze bril wordt een beeld geaccepteerd als de kenmerkende onderdelen zichtbaar zijn. Ik kan tenmisten zien wat het voorstelt. Vind jij het mooi? Daar snap ik niks van.
Ten opzichte van het eerste stadium is er ook een verschil in sociaal gedrag. In het eerste stadium is er nauwelijk aandacht voor de mening van een andere. Nu beseft men dat anderen wel een andere mening kunnen hebben, maar het is niet bepalend voor de eigen mening, en wordt afgekeurd.
Stadium 3 (Bril 3): In dit stadium wordt het beeld vooral beschouwd als iets dat emoties kan opwekken. De mens gaat ervan uit dat de maker in zin beeld een betekenis heeft gelegd en dat de beschouwer die betekenis te weten kan komen. - Goed he, ik word er helemaal naar van. - Over smaak valt niet te twisten.
Andermans gevoelens zijn belangrijk geworden en worden gewaardeerd, maar zijn niet bepalend voor de eigen gevoelens. Het wordt als vanzelfsprekend ervaren dat iedereen een eigen ervaring heeft bij een beeld. Over de kwaliteit van een beeld kan niet echt worden geoordeeld omdat het hier geen kwestie is van mooi of lelijk, maar meer een kwestie van gevoelens oproepen. Omdat die gevoelens bij iedereen kunnen verschillen, kan je de kwaliteit niet beoordelen.
Stadium 4 (Bril 4): In dit stadium beseft de beschouwer (mens) dat een beeld een sociale functie heeft. Een beeld is voor iedereen anders. Je kunt discusieren oder een beeld omdat je nu inziet dat een beeld binnen een bepaalde cultuur, tijd en omgeving is gemaakt. Je kunt met andere beeldbeschouwers praten over dingen als de voorstelling en de beeldaspecten. Je kunt meningen tegen elkaar afwegen. Over smaak valt echter niet te twisten, maar bij deze bril is het zinvol om te bespreken waarom een beeld wordt gewaardeerd. Bij deze bril wordt het dus duidelijk dat er iets te leren valt. Namelijk waar je allemaal op moet letten als je een beeld beschouwt(beeldaspecten, waar, wanneer en waarom gemaakt). -Hoe is het gemaakt? In andere tijden zien dezelfde dingen er anders uit. Welk beeldaspect is in dit werk het belangrijkst?

Stadium 5 (Bril 5): Wie de vijfde bril past en er ook door kan zien, beseft dat een beeld hem als kijker beinvloedt. Hij beseft dat hij als individu een oordeel kan vellen, gebaseerd op eigen inzicht en smaak. Het oordeel kan afwijken van de huidige of vroegere algemene gangbare meningen, omdat algemeen gangbare meningen gebonden zijn aan een groep, cultuur en een tijd. Hij weet ook dat zijn eigen oordeel bepaald is door de groep, cultuur en tijd. Bijvoorbeeld: Ik ben een vegetarier, vind je het gek dat ik hiervoor niet enthousiast ben?
De kijker beseft in dit stadium dat hij voortdurend kritisch naar dat eigen oordeel moet luisteren. Hij zal zich vooral afvragen hoe het komt dat hij er zo over denkt en niet anders. Bijvoorbeeld: Waarom doet die man dat, zo met al die stijve poppetjes? Zo teken ik ook toen ik klein was.
Het is niet voldoende een eigen mening te hebben. Die mening zal ook geregeld getoets moeten worden aan die van anderen. Niet om hem aan te passen aan andermans mening, ook al zou dat soms geen kwaad kunnen, maar om hem vaak ter discussie te stellen.









Beeldende vorming 1


Dit is een 3D beeld.
Het is uit de klassieke periode.

Beeldaspecten
Licht: Op deze foto zien we wel licht, het licht komt van bovenaf. Maar is niet heel goed te zien op deze foto. Er zijn ook schaduwen te zien op deze foto. Bijvoorbeeld de slurf en de slagtanden bij de voorste olifant, die schaduwen zie je op de grond.
Ruimte: We bekijken deze foto van het voor-zijaazicht. bij de ene olifant zie je de voorkant en bij de andere juist de zijkant. De olifanten lopen achter elkaar aan. De leerlingen kunnen de diepte in de foto ontdekken.
Lijn: Er zijn op deze fotto dunne lijnen te zien. Er zitten horizontale en vertiacale lijnen in. De lijnen bepalen vormen, zoals de mammoet die is getekend.
Vorm: De mammoeten op de foto zijn even groot. De ene slurf is opgerold en lijkt dus kleiner dan de andere slurfen. De olifanten komen boven de bergen uit.
Kleur: De kleuren die in de foto voorkomen: blauw, bruin, wit en groen.
Compositie: De lijnen zijn bij de mammoeten wat donker getekend, en zorgt dus voor schaduw. De foto is niet heel vol.
Textuur: Het is hard getekend, je ziet duidelijk de kleurverschillen. De foto ziet er oud uit door middel van de achtergrond die er op is getekend. En de omgeving zal er nu heel anders uitzien dan in deze tijd.


                                                                      Stadium/BrilBij deze foto neem ik de bril 2. Het beeld stelt namelijk wat voor, 3 mammoeten die onderweg zijn. De vragen die gesteld kunnen worden van wat vind je mooi? De meningen zijn waarschijnlijk verdeeld over het plaatje.

Vragen
Startvraag: Wat valt het allereerst op als je hier naar kijkt?
Onderzoekvraag: Hoe kun je zien dat sommige dingen verder weg zijn?
Analysevraag: Waar zou je dit schilderij ophangen? In een kinderkamer of in een deftig huis, of nog ergens anders? en waarom?
Speculatieve vragen: Als je de kleur in dit werk zou veranderen in rood, wat zou dan het resultaat zijn?
Oordeelvraag: Denk je dat deze foto belangrijk is om te bewaren? en waarom?







Beeldende vorming 2
Dit is een 3D beeld.
Het is uit de Post-Moderne tijd.

Licht: Het is een foto met veel licht. Het licht komt vanaf boven, bij de lucht. De zon schijnt op het beeld, dat is dus het lichtinval. Door de zon zie je ook de schaduw.
Ruimte: De olifant is te zien aan het zijaanzicht. Dus we zien de zijkant van het beeld met de olifant. De roze olifant zit dichtbij, de blauwe olifant zien we van de achterkant en staat verder weg. Je ziet verder op de foto gebouwen en water en groene bomen. Die lijken kleiner dan de olifanten door de diepte die je in de foto ziet. 
Lijn: Er zijn een aantal lijnen, dat zijn de lijnen die de kraagjes aangeven, om de nek en de poten van de olifant. Ook de oren zijn omlijnd. 
Vorm:  Het beeld heeft de vorm van een olifant. De olifant heeft zijn slurf omhoog en zit op zijn billen met zijn poten omhoog. De olifant heeft een een motief op zijn lichaam wat voornamelijk rondjes zijn. 
Kleur: De kleuren die er te zien zijn op het beeld zijn roze, blauw, rood, oranje, geel en wit. Verder op de foto zie je de kleuren, groen, zwart, grijs, blauw en wit. 
Compositie: Achter de olifant gebeurt ook nog van alles. Dus je ziet niet alleen de olifant op de foto. Maar er zijn ook andere dingen te zien achter de olifant. 
Textuur: De opbouw van het beeld is logisch opgebouwd, de kleuren van het beeld springen gelijk uit de foto. Dus het geeft dus een hard beeld weer vergeleken met het oppervlak van de foto.




Stadium/Bril
Bij deze foto neem ik bril 2. Het beeld stelt namelijk voor, een olifant met zijn slurf omhoog. Het beeld roept geen emoties/gevoelens op. Het is leuk om naar te kijken en je wordt er vrolijk van. De meningen zullen verschillend zijn over di
t beeld. en dat kan in dit stadium.

Vragen
Startvraag: Wat valt je het allermeest op als hier naar kijkt? en waarom? Word je er vrolijk van?
Onderzoeksvraag: Welke kleur overheerst?  Hoe kun je zien dat sommige dingen verder weg zijn?
Analysevraag: Is het belangrijk om te weten hoe groot het beeld is en waarom?
Speculatieve vraag: Als je de roze kleur verandert in een andere kleur. Wat zou er dan met het beeld gebeuren?
Oordeel vraag: Het is een grote gekleurde olifant. Word je daar blij van, zou je willen dat het beeld van jou was en waarom?


Beeldende vorming 3

Dit is een 3D beeld.
Het is uit de moderne tijd.

Licht: De foto is niet heel licht, het licht komt van boven af bij de bomen zie je ook een stuk licht wat van de zon schijnt, maar schijnt niet op het beed. Er is ook geen schaduw te zien. De sterkte van het licht is zwak. 
Ruimte: We kijken naar de olifant vanaf de onderkant. Hij staat op een verhoging en je kijkt dus tegen de onderkant aan. 
Lijn: De lijnen die je op deze foto ziet zijn de lijnen van de oren, van de slurf, de poten en het lijf. Eigenlijk is de hele vorm van de olifant omlijnd. Het zijn strakke doorlopende lijnen. Horizontale en verticale lijnen. 
Vorm: De vorm van de olifant is in verhouding met alles. De maten kloppen de oren zijn bijvoorbeeld niet groter dan het lichaam, dus de verhoudingen kloppen. Je ziet er puntige vormen in terug komen bijvoorbeeld bij de slagtanden. 
Kleur: De kleuren die je bij dit standbeeld ziet is eigenlijk niet echt denderend. Het is voornamelijk gebroken wit en het staat op een verhoging die grijs is. 
Compositie: Hij staat boven op een verhoging. Het standbeeld is leeg, zijn geen kleuren toegevoegd. En het zijn lichte kleuren die het standbeeld heeft. 
Textuur: Het standbeeld is logisch in verhouding met elkaar. En het is gemaakt van glad materiaal. 



Stadium/Bril
Bij dit beeld neem ik de bril nummer 2. Het is een duidelijk beeld je ziet wat het is en kan je mening er gelijk over geven. Het stelt namelijk ook iets voor, namelijk weer een olifant. Vind jij het mooi? Verschillende meningen.

Vragen
Startvraag: Wat valt er nou op als je naar het standbeeld kijkt? en waarom valt dat op?
Onderzoeksvraag: Hoe kun je zien dat sommige dingen verder weg zijn? Wat is het belangrijkst?
Analysevraag: Is het belangrijk om te weten hoe groot het beeld is? en waarom?
Speculatieve vraag: Als je de kleur zo veranderen van het beeld, wat zou er dan gebeuren?
Oordeel vraag: Zou je dit standbeeld in je tuin willen hebben? en waarom?


Geen opmerkingen:

Een reactie posten